Wat betekent het Internet Protocol TCP/IP ?

Internet Protocol (IP) is de belangrijkste set (of communicatieprotocol) van digitale berichtenformats en regels voor het uitwisselen van berichten tussen computers over een enkel netwerk of een reeks onderling verbonden netwerken, met behulp van de Internet Protocol Suite (vaak TCP/IP genoemd). Berichten worden uitgewisseld als datagrammen, ook wel datapackets of gewoon packets genoemd.

 

IP is het primaire protocol in de internetlaag van de Internet Protocol Suite, een set communicatieprotocollen die bestaat uit vier abstractielagen: de linklaag (laagste), de internetlaag, de transportlaag en de applicatielaag (hoogste).

 

Het belangrijkste doel en de taak van IP is het afleveren van datagrammen van de source host (source computer) naar de destination host (ontvangstcomputer) op basis van hun adressen. Om dit te bereiken bevat IP methoden en structuren om tags (adresinformatie, die deel uitmaakt van metadata) in datagrammen te plaatsen.

Het proces om deze tags op datagrammen te zetten wordt inkapseling genoemd

 

Q300 legt het internet protocol uit;

IP is in analogie vergelijkbaar met Post systeem in die zin dat een packet (een datagram) kan worden geadresseerd (encapsulatie) en door de afzender (source host) in het systeem (het internet) kan worden gezet. Er is echter geen directe link tussen zender en ontvanger.

Het pakket (datagram) is bijna altijd opgedeeld in stukken, maar elk stuk bevat het adres van de ontvanger (destination host). Uiteindelijk komt elk stuk aan bij de ontvanger, vaak via verschillende routes en op verschillende tijdstippen. Deze routes en tijden worden ook bepaald door het Postal System, het IP.

Het Postal System (in de transport- en applicatielagen) voegt echter alle stukken weer samen voordat ze worden afgeleverd bij de ontvanger (destination host).

Opmerking: IP is eigenlijk een verbindingsloos protocol, wat betekent dat het circuit naar de ontvanger (destination host) niet hoeft te worden opgezet voor de overdracht (door de source host). Om de analogie voort te zetten: er hoeft geen directe verbinding te zijn tussen het fysieke retouradres op de brief/packet en het adres van de ontvanger voordat de brief/packet wordt verzonden.

Oorspronkelijk was IP een verbindingsloze datagramdienst in een controleprogramma voor transmissies, dat in 1974 werd gecreëerd door Vint Cerf en Bob Kahn. Toen het formaat en de regels werden toegepast om verbindingen toe te staan, werd het verbindingsgerichte Transmission Control Protocol gecreëerd. De twee vormen samen de Internet Protocol Suite, vaak TCP/IP genoemd.

Internet Protocol versie 4 (IPv4) was de eerste grote versie van IP. Dit is het dominante protocol van het internet. iPv6 is echter actief en in gebruik, en het gebruik ervan neemt over de hele wereld toe.

Adressering en routering zijn de meest complexe aspecten van IP. De intelligentie in het netwerk bevindt zich echter op zogenoemde nodes of knooppunten (verbindingspunsten binnen het netwerk) in de vorm van routers die datagrammen doorsturen naar de volgende bekende gateway op de route naar de eindbestemming. De routers gebruiken interior gateway protocols (IGP’s) of external gateway protocols (EGP’s) om te helpen bij het nemen van beslissingen over het doorsturen van routes.

Routes worden bepaald door de routeringsprefix in de datagrammen. Het routeringsproces kan daarom complex worden. Maar met de snelheid van het licht (of bijna) bepaalt de routeringsintelligentie de beste route en komen de datagramstukken en het datagram uiteindelijk allemaal aan op hun bestemming.